ECLI:NL:CRVB:2015:1771
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en recht op Wajong-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, geboren in 1985, had zich op 31 januari 2011 tot het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) gewend met het verzoek om een Wajong-uitkering. Het Uwv had op 4 april 2011 vastgesteld dat appellant geen recht had op deze uitkering, omdat hij in staat werd geacht om in gangbare arbeid ten minste 75% van het wettelijk minimumloon te verdienen. Dit besluit werd later door de rechtbank bevestigd, maar de appellant ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat op basis van de beschikbare medische gegevens niet kan worden vastgesteld dat appellant arbeidsongeschikt is. De Raad heeft de argumenten van de appellant, waaronder de stelling dat zijn beperkingen door een hernia niet zijn meegenomen, niet overtuigend geacht. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank de medische rapporten en de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) op een deugdelijke manier heeft beoordeeld en dat er geen reden is om aan de juistheid van deze beoordeling te twijfelen.
De uitspraak bevestigt dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank in stand blijft. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.