ECLI:NL:CRVB:2015:1778
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op uitkering op grond van de Wet WIA na medische en arbeidskundige evaluatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die sinds 22 februari 2010 niet meer kan werken door klachten aan de rechterschouder en bijkomende psychische klachten, heeft hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hem geen recht op een uitkering op grond van de Wet WIA toekent. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wat is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en de medische grondslag van het besluit deugdelijk was gemotiveerd.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn rug-, schouder- en psychische klachten. Hij heeft nieuwe medische gegevens overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt. De Raad heeft echter geoordeeld dat de argumenten van appellant in essentie een herhaling zijn van wat eerder in beroep is aangevoerd. De rechtbank had al geoordeeld dat de medische oordelen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet inconsistent waren en dat er geen nieuwe relevante informatie was die de eerdere conclusies zou kunnen ondermijnen.
De Raad heeft bevestigd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellant geschikt is voor de geduide functies, gezien de belastbaarheid die in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) is vastgesteld. De Raad heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.