ECLI:NL:CRVB:2015:1787
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum bijstand en toepassing van studiefinanciering bij bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, geboren in 1978, had een aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend, maar het college van burgemeester en wethouders van Groningen had deze aanvraag afgewezen. De Raad oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat bijstand met terugwerkende kracht vanaf 18 februari 2013 zou worden verleend. De appellant had zich pas op 10 maart 2013 opnieuw gemeld voor bijstand, terwijl hij op de hoogte was van zijn recht om bijstand aan te vragen. De Raad concludeerde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij door onjuiste informatie van het UWV niet eerder had kunnen aanvragen.
Daarnaast werd in de uitspraak de toepassing van de studiefinanciering van de partner van de appellant besproken. De Raad oordeelde dat de inkomstenkorting vanwege de studiefinanciering op de juiste wijze was toegepast. Volgens de WWB moet bij de beoordeling van het inkomen van de partner worden uitgegaan van het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud, ongeacht of de partner daadwerkelijk een lening had afgesloten. De Raad bevestigde dat het college verplicht was om het normbedrag als inkomen van de partner aan te merken, wat betekende dat de bijstandsverlening niet kon worden afgewenteld op de bijstand van de appellant. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.