ECLI:NL:CRVB:2015:1839
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake indicatiestelling persoonlijke verzorging AWBZ
Op 3 juni 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een aanvraag van appellant voor een indicatie voor persoonlijke verzorging op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Appellant, die lijdt aan verschillende medische aandoeningen, had in 2009 een aanvraag ingediend bij het CIZ. Het CIZ had appellant uit coulance geïndiceerd voor persoonlijke verzorging voor een korte periode, maar had de aanvraag voor de rest afgewezen. Dit besluit werd door de rechtbank in een eerdere uitspraak bevestigd.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat hij recht heeft op een indicatie voor persoonlijke verzorging, onderbouwd met medische informatie. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de medische adviezen van het CIZ en de behandelend reumatoloog van appellant. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het medisch advies van het CIZ zorgvuldig tot stand is gekomen en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusies die daarin zijn getrokken.
De Raad heeft vastgesteld dat de klachten van appellant, hoewel ernstig, niet leiden tot de conclusie dat hij niet in staat is om voor zichzelf te zorgen. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het CIZ vanaf 11 september 2009 terecht geen indicatie voor persoonlijke verzorging heeft afgegeven. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de beslissing van de rechtbank en er zijn geen proceskosten toegewezen.