ECLI:NL:CRVB:2015:1883

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 juni 2015
Publicatiedatum
15 juni 2015
Zaaknummer
13-4097 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering wegens geschiktheid voor maatgevende arbeid

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die zich per 11 april 2012 ziek had gemeld vanwege verslavingsproblematiek. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 5 december 2012 besloten om de ZW-uitkering van appellant per 10 december 2012 te beëindigen, omdat hij geschikt werd geacht voor zijn werkzaamheden als receptionist/gastheer restaurant. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door het Uwv. De rechtbank Den Haag heeft in haar uitspraak van 19 juni 2013 het beroep van appellant tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft appellant opnieuw aangevoerd dat hij per 10 december 2012 niet in staat was om zijn functie te vervullen, en heeft hij medische informatie overgelegd die zijn standpunt zou ondersteunen. Hij stelde dat zijn verslavingsproblematiek en echtscheidingsproblematiek hem belemmerden in het uitvoeren van zijn werkzaamheden. Het Uwv heeft echter verzocht om bevestiging van de eerdere uitspraak van de rechtbank.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 2 juni 2015 geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft geconcludeerd dat appellant geschikt is voor zijn werkzaamheden. De Raad heeft de relevante wetgeving en eerdere rechtspraak in overweging genomen en vastgesteld dat er geen objectieve medische gronden zijn die de ongeschiktheid van appellant voor zijn arbeid kunnen onderbouwen. De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, zijn in wezen herhalingen van wat eerder is besproken en zijn niet met nieuwe stukken onderbouwd. De Raad heeft daarom het hoger beroep verworpen en de eerdere uitspraak bevestigd.

Uitspraak

13/4097 ZW
Datum uitspraak: 2 juni 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
19 juni 2013, 13/1498 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant is hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2015. Appellant is verschenen met bijstand van mr. E.J.M van Daalhuizen, advocaat. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.J. Grasmeijer.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, voorheen werkzaam als receptionist/gastheer restaurant voor 24 uur per week, heeft zich vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidswet per 11 april 2012 ziek gemeld vanwege verslavingsproblematiek. Naar aanleiding van deze ziekmelding is aan appellant een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
1.2.
Bij besluit van 5 december 2012 heeft het Uwv het recht op ZW-uitkering van appellant met ingang van 10 december 2012 beëindigd, omdat hij per die datum geschikt wordt geacht tot het verrichten van zijn arbeid. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij besluit van 11 januari 2013 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep wederom aangevoerd dat hij ten gevolge van zijn verslavingsproblematiek per 10 december 2012 niet in staat is zijn functie van receptionist/gastheer restaurant te verrichten. Uit de in beroep overgelegde medische informatie volgt volgens appellant dat op of rond 10 december 2012 sprake was van gebreken welke voortvloeien uit verslavingsproblematiek, welke gebreken tot behandeling door Castle Craig noodzaken. In dat kader voert appellant aan dat nog steeds sprake is van echtscheidingsproblematiek. Appellant vreest voor een terugval. Er is sprake van een wankel evenwicht, waardoor werken door Castle Craig wordt afgeraden.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak.
4. Het oordeel van de Raad over de aangevallen uitspraak.
4.1.
Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de ZW heeft de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek, recht op ziekengeld. Volgens vaste rechtspraak van de Raad wordt onder “zijn arbeid” verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding feitelijk verrichte arbeid. Op grond van artikel 19, vijfde lid, van de ZW wordt ten zien aanzien van een verzekerde, die zich als werkloze werknemer heeft ziek gemeld en derhalve geen werkgever heeft, onder zijn arbeid verstaan de werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever doorgaans kenmerkend voor die arbeid zijn. In dit geval is dat het werk van receptionist/gastheer restaurant voor 24 uur per week.
4.2.
De rechtbank heeft terecht geconcludeerd dat appellant met ingang van
10 december 2012 in staat moet worden geacht de werkzaamheden behorend bij de functie receptionist/gastheer restaurant te vervullen. Daarbij heeft de rechtbank met juistheid verwezen naar de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 21 december 2012 en 10 januari 2013. De gronden van appellant in hoger beroep komen neer op een herhaling van hetgeen reeds bij de rechtbank is besproken. Aangezien de rechtbank die gronden uitgebreid heeft besproken en het betreffende oordeel van de rechtbank onder 10 van de aangevallen uitspraak wordt onderschreven, wordt volstaan met te verwijzen naar de aangevallen uitspraak. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt dat hij per 10 december 2012 ten gevolge van zijn verslavingsproblematiek niet in staat is zijn maatgevende functie te vervullen niet met nadere stukken onderbouwd. Hetgeen ter zitting door appellant over zijn moeilijke sociale omstandigheden is aangevoerd is invoelbaar, maar leidt niet tot een andere conclusie. Van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken is geen sprake.
4.3.
Gezien hetgeen hiervoor is overwogen slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van V. van Rij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2015.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) V. van Rij

NK