ECLI:NL:CRVB:2015:1883
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering wegens geschiktheid voor maatgevende arbeid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die zich per 11 april 2012 ziek had gemeld vanwege verslavingsproblematiek. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 5 december 2012 besloten om de ZW-uitkering van appellant per 10 december 2012 te beëindigen, omdat hij geschikt werd geacht voor zijn werkzaamheden als receptionist/gastheer restaurant. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door het Uwv. De rechtbank Den Haag heeft in haar uitspraak van 19 juni 2013 het beroep van appellant tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant opnieuw aangevoerd dat hij per 10 december 2012 niet in staat was om zijn functie te vervullen, en heeft hij medische informatie overgelegd die zijn standpunt zou ondersteunen. Hij stelde dat zijn verslavingsproblematiek en echtscheidingsproblematiek hem belemmerden in het uitvoeren van zijn werkzaamheden. Het Uwv heeft echter verzocht om bevestiging van de eerdere uitspraak van de rechtbank.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 2 juni 2015 geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft geconcludeerd dat appellant geschikt is voor zijn werkzaamheden. De Raad heeft de relevante wetgeving en eerdere rechtspraak in overweging genomen en vastgesteld dat er geen objectieve medische gronden zijn die de ongeschiktheid van appellant voor zijn arbeid kunnen onderbouwen. De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, zijn in wezen herhalingen van wat eerder is besproken en zijn niet met nieuwe stukken onderbouwd. De Raad heeft daarom het hoger beroep verworpen en de eerdere uitspraak bevestigd.