ECLI:NL:CRVB:2015:1975
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot verlaging van de incasso van nabestaandenuitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die een woonruimte verhuurt in Amsterdam, had een verzoek ingediend bij de Sociale verzekeringsbank (Svb) om de incasso van zijn nabestaandenuitkering te verlagen naar € 1,- per maand. Dit verzoek werd afgewezen door de Svb, waarna appellant in beroep ging. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven om het eerdere besluit van de Svb te herzien.
De Raad oordeelde dat het verzoek van appellant om de incasso te verlagen, moet worden gezien als een verzoek om terug te komen van het eerdere besluit van 9 november 2009, waarbij het uit te betalen bedrag was vastgesteld. De Raad benadrukte dat een bestuursorgaan bevoegd is om een eerder besluit inhoudelijk te heroverwegen, maar dat in dit geval geen nieuwe feiten of omstandigheden waren aangevoerd die de Svb hadden moeten doen besluiten om het eerdere besluit te herzien.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Svb bij de vaststelling van het uit te betalen bedrag de beslagvrije voet in acht had genomen. Appellant had betoogd dat hij het bedrag waarvoor het beslag was gelegd niet verschuldigd was, maar de Raad oordeelde dat deze stelling niet in de beoordeling kon worden betrokken, aangezien de geldigheid van het beslag aan de burgerlijke rechter is voorbehouden. De Raad concludeerde dat de Svb binnen het kader van het beslag was gebleven en dat er geen aanleiding was om de aangevallen uitspraak te vernietigen.