ECLI:NL:CRVB:2015:1986
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW) uitkering van appellante, die als productiemedewerkster werkzaam was. Appellante is op 1 oktober 2012 uitgevallen door klachten aan haar linkerschouder. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 24 oktober 2012 de uitkering beëindigd, omdat zij op dat moment in staat werd geacht haar werkzaamheden te hervatten. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing op 15 oktober 2013 ongegrond verklaard, waarbij zij de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek bevestigde.
In hoger beroep heeft appellante herhaald dat er meer beperkingen hadden moeten worden aangenomen, onder andere vanwege psychische klachten en een bewegingsbeperking. Het Uwv heeft de bevestiging van de eerdere uitspraak bepleit. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat de verzekeringsarts voldoende zorgvuldigheid heeft betracht. De Raad oordeelt dat de diagnose van psycholoog Duran niet doorslaggevend is voor de vraag naar arbeidsongeschiktheid en dat er geen reden is om appellante op de datum in geding als arbeidsongeschikt te beschouwen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat het hoger beroep niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 17 juni 2015.