ECLI:NL:CRVB:2015:1995
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M. Hillen
- H.G.H. Hink
- M. ter Brugge
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens gezamenlijke huishouding en hoofdverblijf
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante ontving sinds 30 juni 2000 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De bijstand werd ingetrokken door het college van burgemeester en wethouders van Diemen, omdat er twijfels waren gerezen over de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Dit volgde na een onderzoek door de Sociale Recherche, dat leidde tot de conclusie dat appellante samen met haar ex-echtgenoot O een gezamenlijke huishouding voerde op het uitkeringsadres. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het college gedeeltelijk gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de beslissing van de rechtbank voor zover deze was aangevochten. De Raad oordeelde dat er voldoende bewijs was dat appellante en O in de relevante periode hun hoofdverblijf op hetzelfde adres hadden en dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door dit niet te melden. De Raad concludeerde dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en dat het hoger beroep van appellante niet slaagde.