ECLI:NL:CRVB:2015:2009
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijstand op basis van levensvatbaarheid van een bedrijf en de bevoegdheid van de Raad
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, geboren in 1957, had op 23 januari 2013 een aanvraag ingediend voor algemene bijstand op basis van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). Het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg had deze aanvraag afgewezen, onder verwijzing naar een advies van het adviesbureau Avedis B.V., dat concludeerde dat het bedrijf van de appellant niet levensvatbaar was. De Raad heeft vastgesteld dat het college zich terecht op dit advies heeft gebaseerd en dat de appellant niet heeft aangetoond dat de adviezen van Avedis onzorgvuldig of onjuist waren.
De Raad heeft ook de bevoegdheid om kennis te nemen van het hoger beroep bevestigd, ondanks de bezwaren van de appellant dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dit zou moeten behandelen. De Raad heeft uiteengezet dat de wetgeving duidelijk aangeeft dat in dit geval de Raad bevoegd is. De appellant heeft verder aangevoerd dat er onvoldoende hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden, maar de Raad oordeelde dat de appellant voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn zienswijze naar voren te brengen.
De Raad heeft geconcludeerd dat de appellant niet heeft aangetoond dat hij gedurende de vereiste periode van tien jaar onafgebroken als zelfstandige heeft gewerkt en dat hij niet voldeed aan het urencriterium. De beroepsgrond van de appellant dat zijn bedrijf levensvatbaar was, werd verworpen, omdat hij geen objectieve gegevens heeft overgelegd die zijn standpunt ondersteunen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af.