ECLI:NL:CRVB:2015:2040
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake zorgvuldigheid medisch onderzoek bij WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juni 2015 een tussenuitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 12 september 2012, waarin werd vastgesteld dat zij met ingang van 13 november 2012 geen recht meer had op een WIA-uitkering, omdat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% zou zijn. Het bezwaar van appellante werd ongegrond verklaard bij besluit van 14 januari 2013, wat leidde tot de procedure bij de rechtbank Gelderland, die het beroep van appellante tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaarde.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het medisch onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt, onzorgvuldig is uitgevoerd. Zij stelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar niet zelf heeft gezien en dat er onvoldoende rekening is gehouden met recente medische informatie, waaronder een CIZ-indicatie en brieven van haar psycholoog en psychiater. De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat op de datum in geding, 13 november 2012, sprake was van een in remissie zijnde posttraumatische stress-stoornis (PTSS).
De Raad heeft geconcludeerd dat er een zorgvuldigheidsgebrek kleeft aan het medisch onderzoek en heeft het Uwv opgedragen om binnen zes weken een nader onderzoek in te stellen. Dit onderzoek moet zowel een psychisch als een lichamelijk onderzoek omvatten, waarbij ook informatie van de psychiater van appellante moet worden ingewonnen. De Raad benadrukt dat de beoordeling door een nieuwe verzekeringsarts bezwaar en beroep moet worden uitgevoerd, die nog niet eerder bij deze zaak betrokken is geweest, om een objectieve herbeoordeling te waarborgen.