ECLI:NL:CRVB:2015:2047

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 juni 2015
Publicatiedatum
25 juni 2015
Zaaknummer
15-2546 WUBO-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voorlopige voorziening in Wubo-zaak met betrekking tot Nederlanderschap

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juni 2015 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die in de Verenigde Staten woont. Verzoekster, geboren in 1928 in het voormalig Nederlands-Indië, heeft in 1968 de Amerikaanse nationaliteit aangenomen. In 1990 diende zij een aanvraag in voor toekenning op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo), maar deze werd afgewezen omdat zij niet voldeed aan de eisen van nationaliteit en territorialiteit. De territorialiteitseis is in 2008 geschrapt, maar verzoekster's aanvraag werd opnieuw afgewezen omdat zij niet in het bezit was van de Nederlandse nationaliteit. Verzoekster heeft vervolgens een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, waarin zij verzocht om schorsing van de afwijzing van haar aanvraag en om uitleg van de Rijkswet op het Nederlanderschap. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was, maar dat de voorzieningenrechter en verweerder niet bevoegd waren om te oordelen over de afwijzing van de optie voor het Nederlanderschap. Verzoekster heeft inmiddels het Nederlanderschap verkregen, waardoor de noodzaak voor schorsing van de afwijzing niet meer aanwezig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

15/2546 WUBO-VV
Datum uitspraak: 22 juni 2015
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening
Partijen:
[Verzoekster] te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika (verzoekster)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)
PROCESVERLOOP
Namens verzoekster heeft mr. P. Lesquillier, advocaat, bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder van 18 december 2014, kenmerk EA01767767 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).
Bij brief van 14 april 2015 heeft mr. Lesquillier een verzoek om voorlopige voorziening gedaan.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2015. Daar is van de zijde van verzoekster niemand verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.

OVERWEGINGEN

1.1.
Verzoekster, geboren in 1928 in het toenmalig Nederlands-Indië, is in 1959 naar Amerika geëmigreerd. In 1968 heeft zij de Amerikaanse nationaliteit aangenomen. Op een in augustus 1990 ingediende aanvraag om toekenningen op grond van de Wubo heeft verweerder afwijzend beslist, omdat verzoekster niet voldeed aan de destijds in de Wubo gestelde eisen van nationaliteit en territorialiteit.
1.2.
Met ingang van 16 mei 2008 is de territorialiteitseis uit de Wubo geschrapt.
1.3.
Bij brief van 10 juni 2014 heeft verzoekster opnieuw verzocht om toekenningen op grond van de Wubo. In oktober 2014 heeft verzoekster een procedure gestart om (opnieuw) de Nederlandse nationaliteit te verkrijgen door een optieverklaring af te leggen. Verweerder heeft bij het bestreden besluit erkend dat verzoekster is getroffen door oorlogsgeweld in de zin van de Wubo. De aanvraag is echter afgewezen op de grond dat verzoekster niet in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. Verweerder heeft geen zeer bijzondere omstandigheden aanwezig geacht om verzoekster met toepassing van de
anti-hardheidsbepaling tot de Wubo toe te laten.
2. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht de volgende maatregelen te treffen:
a. a) de bestreden besluiten van de Minister van Buitenlandse Zaken (minister) tot afwijzing van de optie voor het Nederlanderschap en van verweerder tot afwijzing van de
Wubo-vergoedingen te schorsen;
b) artikel 28 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) uit te leggen, rekening houdend met het feit dat verzoekster in verband met haar huwelijk, althans samen met haar man, de Amerikaanse nationaliteit heeft aangenomen;
c) de minister op te dragen de optie voor het Nederlanderschap te bevestigen, althans de optieverklaring af te handelen in overeenstemming met de vorengenoemde uitleg, binnen twee weken na de uitspraak, althans binnen twee weken na de uitspraak, althans binnen een termijn die de voorzieningenrechter billijk acht;
d) verweerder op te dragen de aanvraag af te handelen, met inachtneming van de Nederlandse nationaliteit bij aanvraag, binnen een termijn die de voorzieningenrechter billijk acht;
e) de minister en verweerder te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3. De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht kan, indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorzienig treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat gelet op de leeftijd van verzoekster en haar geschetste financiële situatie er voldoende sprake is van een spoedeisend belang.
3.3.
In het kader van het gedane verzoek komt de voorzieningenrechter tot de volgende afweging.
3.3.1.
Met betrekking tot de aan het verzoek om voorlopige voorziening ten grondslag gelegde punten b) en c) is de voorzieningenrechter noch verweerder bevoegd daarover te oordelen. Het is aan de bevoegde minister hierover te beslissen. Dat geldt ook voor a) ten aanzien van de gestelde afwijzing van de optie voor het Nederlanderschap.
3.3.2.
Verzoekster heeft inmiddels het Nederlanderschap verkregen door optieverklaring. Dat heeft verweerder ertoe gebracht de aanvraag van verzoekster voor te leggen aan een geneeskundig adviseur om deze inhoudelijk (medisch) te beoordelen. Voor het schorsen zoals verzocht onder a) ten aanzien van verweerder wordt dan ook geen aanleiding gezien.
3.3.3.
Waarschijnlijk zal verzoekster in Amerika aan een medisch onderzoek worden onderworpen. Aangezien dergelijke onderzoeken over het algemeen enige tijd in beslag nemen acht de voorzieningenrechter het in dit geval niet reëel een termijn te stellen als bedoeld onder d). De voorzieningenrechter vertrouwt erop dat verweerder met de nodige voortvarendheid tot een beslissing zal komen.
3.4.
Gezien het overwogene onder 3.3.1 tot en met 3.3.3 wijst de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
4. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorzienig af.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van S.W. Munneke als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2015.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) S.W. Munneke

HD