ECLI:NL:CRVB:2015:2060
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- C.P.J. Goorden
- P.H. Banda
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van medische beoordeling en geschiktheid voor maatgevende arbeid
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die eerder een WAO-uitkering ontving. Appellant, die als productiemedewerker werkte, is sinds 16 juli 2003 uitgevallen met psychische klachten. Het Uwv heeft hem in 2004 een WAO-uitkering toegekend, maar heeft deze in 2011 ingetrokken, omdat appellant geschikt werd geacht voor zijn maatgevende arbeid als snij tufter. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. In 2012 meldde appellant zich ziek vanuit een uitkeringssituatie op basis van de Werkloosheidswet, waarna het Uwv hem geen WAO-uitkering toekende. De rechtbank Oost-Brabant verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond, wat appellant deed besluiten om in hoger beroep te gaan.
Tijdens de zitting op 30 maart 2015 heeft appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt toegelicht. Hij voerde aan dat zijn medische beperkingen zijn onderschat en dat de informatie van zijn psychiater, die betrekking heeft op een opname in Turkije, ten onrechte niet is meegenomen in de beoordeling. Het Uwv heeft echter gesteld dat de medische beoordeling zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen reden is om te twijfelen aan de geschiktheid van appellant voor de maatgevende arbeid.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat de medische beoordeling van het Uwv deugdelijke grondslagen had en dat er geen aanwijzingen waren dat de beperkingen van appellant niet correct waren vastgelegd. De Raad concludeerde dat appellant op 5 januari 2012 niet arbeidsongeschikt was en dat er geen recht op heropening van de WAO-uitkering bestond. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met D.J. van der Vos als voorzitter.