ECLI:NL:CRVB:2015:2076
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J.P.M. Zeijen
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek en de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die als toezichthouder parkeergarage werkte, had zich op 27 oktober 2009 arbeidsongeschikt gemeld wegens psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant met ingang van 23 oktober 2012 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit besluit werd door de rechtbank bevestigd, waarop appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad oordeelde dat er geen reden was om het oordeel van de rechtbank niet te volgen. De Raad vond dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapporten van de verzekeringsarts voldoende gemotiveerd waren. Appellant had in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens ingediend die de eerdere conclusies konden ondermijnen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het bestreden besluit op een juiste arbeidskundige grondslag berustte en dat de geselecteerde voorbeeldfuncties passend waren voor appellant.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv op goede gronden had vastgesteld dat appellant geen recht had op een WIA-uitkering. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 12 juni 2015, zonder veroordeling in proceskosten.