ECLI:NL:CRVB:2015:2085
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid en de zorgvuldigheid van verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 6 april 2003 een WAO-uitkering ontvangt, heeft in hoger beroep beroep aangetekend tegen de herziening van zijn uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid van de appellant was gedaald naar 25 tot 35% na een herbeoordeling door een verzekeringsarts. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek voldoende zorgvuldig was uitgevoerd.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het rapport van de psychiater voldoende zorgvuldig was. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de medische grondslag van het bestreden besluit deugdelijk was. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 26 mei 2014 geconcludeerd dat de door de appellant overgelegde medische stukken geen aanleiding gaven om het standpunt van het Uwv te wijzigen, omdat deze stukken niet betrekking hadden op de datum in geding.
De Centrale Raad heeft de argumenten van de appellant niet overtuigend geacht en heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.