ECLI:NL:CRVB:2015:2086
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die zich op 18 augustus 2011 ziek meldde met klachten van duizeligheid en misselijkheid, had een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat de appellant met ingang van 15 augustus 2013 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en daarom geen recht op een uitkering had. Dit besluit werd door de rechtbank in een eerdere uitspraak bevestigd.
De appellant voerde in hoger beroep aan dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met zijn klachten en beperkingen als gevolg van de ziekte van Ménière. De Raad oordeelde echter dat het medisch onderzoek van het Uwv niet onzorgvuldig was en dat de verzekeringsartsen alle relevante informatie in hun beoordeling hadden meegenomen. De rechtbank had terecht vastgesteld dat er beperkingen waren opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) voor de duizeligheidsklachten en de gehoorsvermindering van de appellant.
De Raad bevestigde dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor de appellant. De argumenten van de appellant werden niet overtuigend genoeg bevonden om aan te tonen dat er meer beperkingen moesten worden opgenomen in de FML. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.