ECLI:NL:CRVB:2015:2091

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 juni 2015
Publicatiedatum
26 juni 2015
Zaaknummer
14-1745 WWAJ-T
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake weigering Wajong-uitkering en de gevolgen van ADHD en borderline persoonlijkheidsstoornis voor de Functionele Mogelijkhedenlijst

In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt de weigering van een Wajong-uitkering aan appellante besproken. Appellante, geboren in 1967, heeft op 9 mei 2012 een aanvraag ingediend op grond van de Wet Wajong, maar deze werd afgewezen door het Uwv op basis van de vaststelling dat zij minder dan 25% arbeidsongeschikt was. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat leidde tot hoger beroep bij de Centrale Raad.

De Raad oordeelt dat de verzekeringsarts onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de geclaimde geurenallergie niet is meegenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Appellante heeft ADHD en een borderline persoonlijkheidsstoornis, en de verzekeringsarts heeft gesteld dat zij werkzaamheden nodig heeft die voldoende structuur en variatie bieden. De Raad concludeert dat de FML niet volledig is en dat het Uwv gericht moet onderzoeken wat de gevolgen van de ADHD en borderline persoonlijkheidsstoornis zijn voor de FML.

De Raad geeft het Uwv de opdracht om binnen zes weken de gebreken in het bestreden besluit te herstellen en inzichtelijk te maken welke functies appellante kan vervullen met inachtneming van haar beperkingen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering en het adequaat verwerken van medische gegevens in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

14/1745 WWAJ-T
Datum uitspraak: 19 juni 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Tussenuitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
13 februari 2014, 13/5303 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R. Kaya, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend, vergezeld van een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Namens appellante zijn nadere medische stukken in het geding gebracht, waarop, desgevraagd, door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2015. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. M.W.A Blind.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante, geboren [in] 1967, heeft op 9 mei 2012 een aanvraag op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) ingediend. Zij stelt sedert haar jeugd psychische klachten te ondervinden, naar aanleiding waarvan eerst in 2011 de diagnose ADHD en borderline persoonlijkheidsstoornis is gesteld.
1.2.
Bij besluit van 5 maart 2013 heeft het Uwv de aanvraag van appellante om ondersteuning op grond van de Wet Wajong afgewezen. Het Uwv heeft de weigering van de ondersteuning gebaseerd op de vaststelling dat appellante minder dan 25% arbeidsongeschikt is. Hieraan ligt een medisch en arbeidskundig onderzoek ten grondslag.
1.3.
Bij besluit van 14 juni 2013 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 5 maart 2013 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe is - kort gezegd -overwogen dat door de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen een zorgvuldig onderzoek is ingesteld. Voorts heeft de rechtbank in de beschikbare medische gegevens geen grond gezien om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen. Tot slot heeft de rechtbank overwogen dat het bestreden besluit, gezien de functieomschrijvingen en de toelichting van de bezwaararbeidsdeskundige, kan worden gebaseerd op de geselecteerde functies.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante haar in eerste aanleg aangevoerde gronden herhaald. Appellante acht zich meer en verdergaand beperkt als gevolg van haar lichamelijke en psychische beperkingen. Zij heeft gesteld dat zij door de combinatie ADHD, borderlinestoornis en aandachtstekortstoornis vele problemen ervaart en het Uwv hieraan te makkelijk voorbij is gegaan. Voorts heeft zij benadrukt dat er sprake is van een geurenallergie en daar ten onrechte geen beperking voor is aangenomen. Appellante heeft ter onderbouwing van haar standpunt diverse medische gegevens in het geding gebracht.
3.2.
Het Uwv heeft, onder verwijzing naar de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In de uitspraak van de Raad van 8 april 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1111 heeft de Raad aanleiding gezien om met betrekking tot aanvragen om toekenning van een uitkering op grond van de Wet Wajong die zijn ingediend na 1 januari 2010 door personen die geboren zijn voor 1 januari 1980, wat betreft het toepasselijke recht, anders te oordelen dan de Raad heeft gedaan in zijn uitspraak van 9 mei 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1600. Omdat appellante is geboren in 1967 dient, hoewel zij haar aanvraag na 1 januari 2010 heeft ingediend, de beoordeling van haar aanspraken plaats te vinden aan de hand van het bepaalde in de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW).
4.2.1.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de AAW, zoals deze bepaling destijds luidde, is arbeidsongeschikt, geheel of gedeeltelijk, hij die ten gevolge van ziekte of gebreken geheel of gedeeltelijk buiten staat is om met arbeid, die voor zijn krachten en bekwaamheden is berekend en die met het oog op zijn opleiding en vroeger beroep hem in billijkheid kan worden opgedragen, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht of op een naburige soortgelijke plaats, te verdienen, hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde personen, van dezelfde soort en soortgelijke opleiding, op zodanige plaats met arbeid gewoonlijk verdienen.
4.2.2.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, van de AAW heeft recht op toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering de verzekerde, die op de dag, waarop hij 17 jaar wordt, arbeidsongeschikt is, zodra hij onafgebroken 52 weken arbeidsongeschikt is geweest, indien hij na afloop van deze periode nog arbeidsongeschikt is.
4.3.
Naar het oordeel van de Raad heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op overtuigende wijze uiteengezet waarom er geen aanleiding bestaat om ten aanzien van de door appellante gestelde geurenallergie meer beperkingen aan te nemen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) die geldt op 17/18- jarige leeftijd van appellante. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in dit verband in hoger beroep toegelicht dat de verzekeringsarts bekend was met het feit dat appellante medicatie gebruikte in verband met een geurenallergie. Omdat appellante niet heeft geklaagd over beperkingen met betrekking tot die geurenallergie en uit de stukken evenmin naar voren kwam dat de geurenallergie tot beperkingen leidde, heeft de verzekeringsarts geen beperkingen aangenomen op dit vlak. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht dit standpunt nog steeds juist omdat de geclaimde geurenallergie tot op heden niet is geobjectiveerd. De Raad onderschrijft het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De Raad neemt hierbij in aanmerking dat uit het in hoger beroep ingebrachte huisartsenjournaal blijkt dat na onderzoek een geurenallergie niet kon worden aangetoond.
4.4.1.
Niet is in geschil dat ten tijde in geding bij appellante sprake was en is van ADHD en een borderline persoonlijkheidsstoornis. De verzekeringsarts heeft gesteld dat appellante wegens deze problematiek is aangewezen op werkzaamheden die voldoende structuur bieden en anderzijds voldoende variatie bieden. Er dienen geen hoge eisen aan planning- en organisatievaardigheden gesteld te worden. Voorts heeft hij te kennen gegeven dat impulscontrole en aandacht vasthouden punten van zorg zijn en dat appellante moeite zal hebben met het reageren op kritische feedback en adequaat vragen om hulp. Omgang met regels en gezagsverhoudingen zal moeilijker zijn naarmate er meer routine en striktheid voor nodig zijn. Verder zal appellante moeite hebben met een autoritaire manier van leidinggeven.
4.4.2.
De Raad stelt vast dat niet ten aanzien van alle onder 4.4.1 genoemde punten beperkingen in de FML zijn opgenomen en dat in bezwaar de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport hier niet op gerichte wijze aandacht aan heeft besteed. In beroep heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierover opgemerkt dat een volledige borging van een dergelijk (mentaal) medisch belastbaarheidsprofiel met alleen de FML niet mogelijk is. Extra informatie van de verzekeringsarts aan de arbeidsdeskundige is daarvoor nodig. Dit geschiedt altijd via een aangepast rapport dat de verzekeringsarts daartoe speciaal opmaakt (naast zijn medisch onderzoeksverslag en de FML) voor de arbeidsdeskundige. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is dit in het primaire proces adequaat gebeurd en als zodanig door de arbeidsdeskundige beschreven. Anders dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep is de Raad echter niet gebleken dat in dit geval in de arbeidskundige rapporten aandacht is besteed aan deze extra informatie. Gelet hierop acht de Raad de in het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep neergelegde redengeving voor het niet verwerken van de beperkingen in de FML niet toereikend.
5. Hetgeen onder 4.1 tot en met 4.4.2 is overwogen leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit berust op een gebrekkige motivering, zodat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
6. Om te kunnen komen tot een finale beslechting van het geschil ziet de Raad aanleiding om het Uwv opdracht te geven het hiervoor geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Het Uwv dient alsnog gericht te onderzoeken en inzichtelijk te motiveren wat de gevolgen van de ADHD en borderline persoonlijkheidsstoornis zijn voor de FML. Daarnaast zal het Uwv zonodig moeten nagaan of voor appellante functies zijn te selecteren die zij met de voor haar vastgestelde beperkingen kan vervullen, zulks met inachtneming van de ten tijde in geding geldende wet- en regelgeving. De Raad zal daartoe een termijn van zes weken stellen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep draagt het Uwv op om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak de gebreken in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van hetgeen de Raad in deze uitspraak heeft overwogen.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en R.E. Bakker en
W.D.M. van Diepenbeek als leden, in tegenwoordigheid van K. de Jong als griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2015.
(getekend) J.W. Schuttel
(getekend) K. de Jong

TM