ECLI:NL:CRVB:2015:2098
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Weigering terug te komen van intrekkingsbesluit in WAO-zaak met betrekking tot duuraanspraak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen van een eerder besluit tot intrekking van de WAO-uitkering van appellant. Appellant, die sinds 1994 arbeidsongeschikt is, had verzocht om herbeoordeling van zijn uitkering op basis van verslechterde gezondheid. Het Uwv had dit verzoek afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven tot herziening van het eerdere besluit van 21 november 2006, waarin was vastgesteld dat appellant minder dan 15% arbeidsongeschikt was.
De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht. De Raad overweegt dat de aanvraag van appellant niet alleen moet worden gezien als een verzoek om terug te komen van het eerdere besluit, maar ook als een verzoek om herziening voor de toekomst. De Raad concludeert dat het Uwv niet voldoende heeft onderbouwd waarom de aanvraag van appellant is afgewezen, en dat het besluit niet zorgvuldig is voorbereid. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en het besluit van het Uwv, maar laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. De kosten voor het inschakelen van deskundige Jait Driss worden niet vergoed, omdat deze niet als redelijk worden beschouwd.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige beoordeling van aanvragen voor arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, vooral in gevallen waar eerdere besluiten zijn genomen. De Raad stelt dat het Uwv in de toekomst ook moet kijken naar de mogelijkheid van herziening op basis van toegenomen klachten, en dat de aanvraag van appellant in zijn geheel moet worden beoordeeld.