ECLI:NL:CRVB:2015:214
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WGA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WGA-uitkering van appellante door het Uwv. Appellante had zich in 2007 ziek gemeld vanwege klachten aan haar linkerhand, later kwamen daar psychische klachten bij. In 2009 werd vastgesteld dat zij 100% arbeidsongeschikt was, maar na een herbeoordeling in 2011 concludeerde de verzekeringsarts dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het Uwv beëindigde daarop de WGA-uitkering per 14 juni 2011. Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond. In hoger beroep heeft appellante opnieuw betoogd dat haar psychische belastbaarheid door de artsen van het Uwv is overschat en dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar haar arm- en schouderklachten. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige voldoende zijn onderbouwd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht het opleidingsniveau van appellante op niveau 2 heeft vastgesteld. De gestelde gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal stond niet in de weg aan de passendheid van de geselecteerde functies. De Raad oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.