ECLI:NL:CRVB:2015:2263
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep inzake griffierecht en betalingsonmacht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juli 2015 uitspraak gedaan over het verzet van een appellant tegen een eerdere uitspraak waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De appellant had verzet aangetekend omdat hij stelde in betalingsonmacht te verkeren en niet in staat te zijn het verschuldigde griffierecht van € 115,- binnen de gestelde termijn te betalen. De Raad had eerder geoordeeld dat de appellant niet in verzuim was geweest, omdat het griffierecht niet tijdig was voldaan.
De appellant voerde aan dat, ondanks dat zijn netto-inkomen meer dan 90% van de voor een alleenstaande geldende bijstandsnorm bedraagt, er toch sprake kan zijn van betalingsonmacht. De Raad heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat voor vrijstelling van het griffierecht de rechtzoekende moet aantonen dat zijn inkomen onder de genoemde grens ligt en dat hij geen vermogen heeft waaruit het griffierecht kan worden betaald. De gezinssamenstelling en het inkomen van een fiscale partner zijn hierbij niet van belang.
De Raad concludeerde dat de appellant niet had betwist dat zijn inkomen boven de vastgestelde grens ligt, en dat er derhalve geen sprake was van betalingsonmacht. Het verzet werd ongegrond verklaard, en de Raad oordeelde dat de niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep terecht was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 juli 2015.