ECLI:NL:CRVB:2015:2350
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- P.W. van Straalen
- G.M.G. Hink
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag wegens onduidelijke woonsituatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante heeft zich op 9 november 2012 gemeld voor bijstand en heeft op 13 november 2012 een aanvraag ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Het college heeft appellante verzocht om aanvullende gegevens, maar zij heeft hier niet tijdig op gereageerd. Hierdoor heeft het college op 21 december 2012 de aanvraag afgewezen, omdat er onduidelijkheid bestond over de woonsituatie van appellante.
Appellante heeft in bezwaar aangevoerd dat zij de brief van het college pas na de deadline heeft ontvangen. Het college heeft echter vastgesteld dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden, wat heeft geleid tot de afwijzing van de aanvraag. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep is gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat appellante niet de nodige duidelijkheid heeft verschaft over haar woonsituatie. De Raad heeft vastgesteld dat appellante tijdens het intakegesprek heeft verklaard bij haar vriend te wonen, maar dat uit de bankafschriften blijkt dat zij voornamelijk in de omgeving van haar vriend in [S.] pintransacties heeft gedaan. De Raad oordeelt dat het college terecht heeft geconcludeerd dat appellante niet aan haar inlichtingenverplichting heeft voldaan, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Het hoger beroep van appellante is dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd.