ECLI:NL:CRVB:2015:2354
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag en terugvordering voorschotten wegens onduidelijkheid woonadres
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant had op 31 juli 2012 een aanvraag ingediend voor bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), maar het college van burgemeester en wethouders van Almere heeft deze aanvraag afgewezen. De reden voor de afwijzing was dat niet kon worden vastgesteld dat de appellant zijn woonadres in Almere had. De appellant had weliswaar een aanvraagformulier ingediend met een adres in Almere, maar uit de overgelegde bankafschriften bleek dat de meeste pinbetalingen in Amsterdam plaatsvonden. De appellant verklaarde dat hij vaak in Amsterdam verbleef bij zijn vriendin en familie, wat de twijfels over zijn woonadres in Almere versterkte.
Het college heeft vervolgens de uitbetaalde voorschotten van in totaal € 1.390,- teruggevorderd, omdat na de verlening van de voorschotten was vastgesteld dat er geen recht op bijstand bestond. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat de onderzoeksbevindingen van het college niet voldoende waren om de conclusie te rechtvaardigen dat hij niet in Almere woonde. De Raad heeft echter geoordeeld dat de appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn woonadres in Almere aan te tonen en dat het college terecht heeft gehandeld door de aanvraag af te wijzen en de voorschotten terug te vorderen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door C. van Viegen, met J.L. Meijer als griffier.