ECLI:NL:CRVB:2015:2389
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en sollicitatieplicht van appellant met rugklachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juli 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv met betrekking tot zijn WIA-uitkering. Appellant, die zich op 24 mei 2011 ziek meldde vanwege rugklachten, was eerder als inkoper/voorraadbeheerder werkzaam. Het Uwv had vastgesteld dat appellant met ingang van 21 mei 2013 recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering, waarbij hij 45% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant was verplicht om tweemaal per maand te solliciteren, wat hij betwistte in zijn hoger beroep.
De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv voldoende rekening had gehouden met de beperkingen van appellant en dat de geselecteerde voorbeeldfuncties medisch passend waren. Appellant voerde aan dat hij niet in staat was om te solliciteren en dat de FML geen urenbeperking bevatte. De Centrale Raad bevestigde echter de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd gesteld dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen van het Uwv. De Raad oordeelde dat appellant in staat was om passend werk te verrichten en dat de sollicitatieplicht van twee keer per maand gerechtvaardigd was.
De Centrale Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van griffier J.R. van Ravenstein.