ECLI:NL:CRVB:2015:2517

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 juli 2015
Publicatiedatum
29 juli 2015
Zaaknummer
13/3709 WIA-W2
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om wraking door de Centrale Raad van Beroep

In deze zaak heeft verzoekster, woonachtig te Sint Annaparochie, een verzoek tot wraking ingediend tegen de behandelend rechters van de Centrale Raad van Beroep. Dit verzoek volgde op een hoger beroep dat verzoekster had ingesteld tegen vier uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland. Tijdens de zitting op 10 december 2014 heeft verzoekster om wraking verzocht, waarna het onderzoek ter zitting werd geschorst. De Raad heeft eerder, op 23 maart 2015, een vergelijkbaar verzoek afgewezen.

Verzoekster heeft haar wrakingsverzoek van 6 mei 2015 onderbouwd met de stelling dat niet alle gedingstukken aanwezig waren tijdens een inzage in de dossiers. Tevens heeft zij aangevoerd dat haar verzoek om uitstel van de zitting ten onrechte is afgewezen, omdat zij medisch noodzakelijke afspraken had. De behandelend rechters hebben schriftelijk laten weten niet in de wraking te berusten.

De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat een wrakingsverzoek alleen kan worden toegewezen op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechters in twijfel trekken. De Raad heeft vastgesteld dat er geen zwaarwegende aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid van de rechters. De afwijzing van het verzoek om uitstel wordt beschouwd als een procedurele beslissing en kan niet leiden tot een wrakingsverzoek.

Uiteindelijk heeft de Raad geconcludeerd dat verzoekster misbruik maakt van het wrakingsinstrument, gezien haar eerdere verzoeken. De Raad heeft daarom besloten dat een volgend verzoek om wraking in deze hoger beroepen niet in behandeling wordt genomen. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 20 juli 2015.

Uitspraak

13/3709 WIA-W2, 13/3711 ZW-W2, 13/3712 WW-W2, 13/3713 WIA-W2
Datum uitspraak: 20 juli 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoekster] te Sint Annaparochie (verzoekster)
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft hoger beroep ingesteld tegen vier uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland van 11 juni 2013, 12/2126, 12/2959, 13/874 en13/893, in gedingen tussen verzoekster en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Tijdens het onderzoek ter zitting op 10 december 2014 heeft verzoekster verzocht om wraking van de behandelend rechters, mrs. H.G. Rottier, B.M. van Dun en C.C.W. Lange (behandelend rechters), waarna het onderzoek ter zitting is geschorst. Bij uitspraak van
23 maart 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:905, heeft de Raad dit verzoek afgewezen.
Bij brief van 15 april 2015 heeft de Raad verzoekster meegedeeld dat de behandeling van de hoger beroepen zal worden voortgezet ter zitting van 20 mei 2015.
Bij brief van 21 april 2015 heeft verzoekster onder meer meegedeeld dat zij op 20 mei 2015 is verhinderd in verband met medisch noodzakelijke afspraken.
Bij brief van 28 april 2015 heeft de Raad aan verzoekster meegedeeld dat een verzoek om uitstel van de behandeling ter zitting moet worden ingediend onder aanvoering van gewichtige redenen en dat uit de brief van verzoekster niet kan worden afgeleid dat er sprake is van gewichtige redenen. De Raad acht dan ook geen termen aanwezig het verzoek om uitstel in te willigen.
Bij brief van 6 mei 2015 heeft verzoekster verzocht om wraking van de behandelend rechters.
De behandelend rechters hebben schriftelijk meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Verzoekster en de behandelend rechters zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting op 13 juli 2015. Verzoekster heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt, vergezeld door haar vader, [naam vader] . De behandelend rechters zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Blijkens de memorie van toelichting bij artikel 8:15 van de Awb is de ratio van het instituut van wraking gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid.
2. Verzoekster heeft aan haar verzoek van 6 mei 2015 om wraking van de behandelend rechters ten grondslag gelegd dat tijdens een inzage van de dossiers is gebleken dat niet alle gedingstukken aanwezig zijn. De gedingstukken vormen mede basis voor de rechtszaak en die basis wordt verzoekster ontnomen. Daarnaast heeft verzoekster aangevoerd dat ten onrechte geen uitstel van de zitting is verleend. Aangezien er medisch noodzakelijke rust is voorgeschreven acht verzoekster het niet verantwoord een zitting in te lassen die hindert in medische onderzoeken.
3.1.
Een wrakingsgrond moet zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op (de persoon van) de rechters die de zaak behandelen. Bij een beoordeling van een beroep op het ontbreken van de onpartijdigheid van de rechter dient voorts het uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing vormt voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (zie onder meer het arrest van de Hoge Raad van 21 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9141).
3.2.
Op 11 maart jl. heeft verzoekster inzage gehad in de dossiers van haar hoger beroepen. De volgende dag heeft zij per faxbericht aangegeven dat er stukken ontbreken en vermeld om welke stukken het zou gaan. Op dat moment was het dossier in behandeling bij de wrakingskamer om op het eerdere wrakingsverzoek van verzoekster te beslissen. De wrakingskamer was uitsluitend gehouden te beslissen op het wrakingsverzoek, het lag niet op de weg van die kamer om inhoudelijk in te gaan op het faxbericht van verzoekster van
12 maart jl. Vastgesteld wordt dat de Raad tot op heden heeft nagelaten kenbaar te reageren op dit faxbericht. Dat zal in het vervolg van de procedure alsnog moeten gebeuren. Dat betekent echter niet dat er sprake is van een zwaarwegende aanwijzing dat de behandelend rechters vooringenomen zijn ten opzichte van verzoekster.
3.3.
De afwijzing van het verzoek om uitstel van de behandeling ter zitting is een procedurele beslissing. Naar vaste rechtspraak (CRvB 17 maart 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP8906) is wraking niet bedoeld als rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen en kunnen deze beslissingen slechts leiden tot toewijzing van een wrakingsverzoek als uit de procedurele beslissing blijkt van vooringenomenheid van de rechters die deze beslissing hebben genomen. Van dat laatste is geen sprake.
4.1.
Artikel 8:18, vierde lid, van de Awb bepaalt dat in geval van misbruik de bestuursrechter kan bepalen dat een volgend verzoek niet in behandeling wordt genomen.
4.2.
Gelet op het eerdere door verzoekster gedane verzoek om wraking en de aan het onderhavige verzoek ten grondslag gelegde argumenten, is de conclusie gerechtvaardigd dat verzoekster misbruik maakt van het wrakingsinstrument. Om die reden wordt bepaald dat een volgend verzoek om wraking van verzoekster in deze hoger beroepen niet in behandeling wordt genomen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- wijst het verzoek om wraking van de behandelend rechters af;
- bepaalt dat een volgend verzoek van verzoekster om wraking in deze hoger beroepen niet in
behandeling wordt genomen.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en B.J. van de Griend en
M. Hillen als leden, in tegenwoordigheid van J.L. Meijer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2015.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) J.L. Meijer

HD