ECLI:NL:CRVB:2015:2565
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid en recht op loongerelateerde WGA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van appellant, die eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontving. Appellant was sinds 24 oktober 2009 uitgevallen voor zijn werk als schoonmaker vanwege rugklachten en bijkomende psychische klachten. Na afloop van de wettelijke wachttijd heeft het Uwv vastgesteld dat appellant 100% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de toekenning van de WGA-uitkering. Echter, na een herbeoordeling concludeerde een verzekeringsarts dat appellant wel degelijk benutbare mogelijkheden had, maar met beperkingen in zowel psychisch als locomotore vlak. Het Uwv besloot op 24 april 2013 dat appellant met ingang van 21 januari 2014 geen recht meer had op de uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht.
Appellant ging in beroep tegen dit besluit, maar de rechtbank Den Haag verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep betoogde appellant dat zijn beperkingen waren onderschat en dat hij niet in staat was de geduide functies te verrichten. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen nieuwe medische feiten waren die de eerdere beoordeling konden ondermijnen. De Raad bevestigde dat de beperkingen van appellant correct waren vastgesteld en dat hij geschikt was voor de werkzaamheden in de geduide functies. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.