ECLI:NL:CRVB:2015:2612
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- M. Hillen
- G.M.G. Hink
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand op basis van inkomsten uit een relatie met een getrouwde man
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellante, die vanaf 8 oktober 2012 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand. De intrekking vond plaats na een onderzoek door de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam, waarbij bankafschriften van appellante werden opgevraagd. Tijdens een verhoor op 4 april 2013 verklaarde appellante dat zij een relatie had met een getrouwde man, die haar contant geld gaf voor eten en drinken, wat volgens het college als inkomen werd aangemerkt. Op basis van deze verklaring en de onderzoeksresultaten heeft het college op 18 april 2013 besloten de bijstand van appellante met terugwerkende kracht in te trekken, omdat zij volgens het college inkomsten had die boven de bijstandsnorm lagen.
Appellante ging in beroep tegen dit besluit, maar de rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep ongegrond. Hierop heeft appellante hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. De Raad oordeelde dat de verklaring van appellante, die gedetailleerd en niet tegenstrijdig was, voldoende grondslag bood voor de intrekking van de bijstand. De Raad bevestigde dat er geen reden was om aan de juistheid van de verklaring van appellante te twijfelen, en dat zij niet aannemelijk had gemaakt dat zij onder druk had gehandeld. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.