Uitspraak
25 juni 2013, 13/255 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de weigering van een Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, geboren in 1989, had op 7 september 2012 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) vanwege gedragsmatige klachten. Het Uwv heeft deze aanvraag op 12 oktober 2012 afgewezen, omdat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor toekenning van de uitkering. Het bezwaar van appellant tegen deze afwijzing werd op 6 februari 2013 ongegrond verklaard.
De rechtbank Noord-Nederland heeft in de aangevallen uitspraak van 25 juni 2013 het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank het verzoek om een deskundige te benoemen ten onrechte heeft afgewezen. Hij stelt dat de verzekeringsartsen ondeskundig en niet objectief zijn en dat zijn klachten niet serieus zijn genomen. Het Uwv heeft verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rapporten van de verzekeringsartsen, indien zorgvuldig opgesteld en consistent, een bijzondere waarde hebben. Appellant heeft echter niet voldoende onderbouwd dat de rapporten onjuist zijn. De Raad concludeert dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat appellant als gevolg van een objectiveerbare ziekte of gebrek beperkt is in het verrichten van loonvormende arbeid. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.