ECLI:NL:CRVB:2015:2762
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake terugvordering uitkering Wet werk en inkomen kunstenaars
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn beroep, dat was gebaseerd op het niet tijdig betalen van het griffierecht. De rechtbank had in haar uitspraak van 13 juni 2014 geoordeeld dat de appellant het griffierecht niet tijdig had voldaan, waardoor zijn beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de brief van 2 april 2013, waarin de appellant werd geïnformeerd over het verschuldigde griffierecht, niet op regelmatige wijze is aangeboden op het adres van de appellant. Dit was cruciaal, omdat de rechtbank had geoordeeld dat de appellant in verzuim was door het niet tijdig betalen van het griffierecht. De Raad heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was dat de brief op de juiste manier was aangeboden, en dat de appellant niet in verzuim was. Hierdoor slaagde het hoger beroep van de appellant. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling. Tevens is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 122,- aan de appellant dient te vergoeden.