ECLI:NL:CRVB:2015:2798
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning gemeentelijke toeslag op basis van bijstandsnorm voor alleenstaande ouder met inwonende moeder
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, een alleenstaande ouder, had een aanvraag ingediend voor bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag had haar bijstandsaanvraag goedgekeurd, maar de gemeentelijke toeslag vastgesteld op 10% van het netto minimumloon, omdat appellante de noodzakelijke kosten van het bestaan kon delen met haar moeder, die op hetzelfde adres woonde. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zij recht had op een toeslag van 20%, omdat haar moeder geen inkomsten had en geen bijstand wilde aanvragen uit angst voor gevolgen voor haar verblijfsrecht.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat appellante de noodzakelijke kosten van het bestaan kon delen met haar moeder. De Raad benadrukte dat het niet relevant was of de moeder daadwerkelijk inkomsten had, maar of zij redelijkerwijs over inkomsten uit arbeid of een bijstandsuitkering zou kunnen beschikken. Appellante had niet aangetoond dat haar moeder niet in staat was om werk te vinden of bijstand aan te vragen.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 18 augustus 2015.