ECLI:NL:CRVB:2015:2831
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring bezwaar inzake studieschuld
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had bezwaar gemaakt tegen de hoogte van zijn maandelijkse terugbetalingsverplichting van zijn studieschuld, vastgesteld door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De minister had het bezwaar echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend en er geen verschoonbare reden voor de termijnoverschrijding was. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
De appellant stelde dat hij het besluit pas begin maart 2013 had ontvangen, maar de rechtbank oordeelde dat, zelfs als dit waar was, de bezwaartermijn op 4 juli 2013 al verstreken was. De Raad oordeelde dat de appellant niet in staat was om een bezwaarschrift in te dienen binnen de wettelijke termijn en dat onbekendheid met wet- of regelgeving geen overmachtssituatie oplevert. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen grond was voor een verschoonbare termijnoverschrijding. De inhoudelijke gronden van de appellant werden niet verder besproken, omdat de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar al vaststond.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van bezwaarschriften en de strikte naleving van de wettelijke termijnen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank zonder veroordeling in proceskosten.