ECLI:NL:CRVB:2015:2870
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J.P.M. Zeijen
- P.H. Banda
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering na medisch onderzoek en bezwaar
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die zich ziek had gemeld vanuit een uitkeringssituatie op grond van de Werkloosheidswet. Appellant heeft op 1 november 2012 een uitkering aangevraagd op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek vastgesteld dat appellant per 21 januari 2013 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en heeft zijn aanvraag afgewezen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank Noord-Holland heeft de beslissing van het Uwv bevestigd en het beroep van appellant ongegrond verklaard. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn lichamelijke en geestelijke beperkingen. Hij heeft ook betoogd dat de rechtbank ten onrechte geen deskundige heeft benoemd om zijn situatie te beoordelen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 21 augustus 2015 behandeld en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hebben verricht en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische geschiktheid van appellant voor de geduide functies.
De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep rekening heeft gehouden met de psychische problematiek en de beperkingen van appellant, en dat de door hem vastgestelde beperkingen voldoende inzichtelijk zijn gemotiveerd. De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen reden was om een onafhankelijke deskundige te benoemen, en dat de arbeidsdeskundige voldoende heeft gemotiveerd dat de geduide functies geschikt zijn voor appellant. De conclusie was dat het hoger beroep niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak werd bevestigd.