ECLI:NL:CRVB:2015:2877
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Toekenning van WAO-uitkering en toegenomen arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin zijn aanvraag voor een WAO-uitkering werd afgewezen. Appellant ontving vanaf 28 juni 2000 een WAO-uitkering, die op 10 februari 2004 werd ingetrokken omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 15% was. Na verschillende ziekmeldingen en hersteldverklaringen, waaronder een melding op 1 april 2012 van toegenomen arbeidsongeschiktheid, heeft appellant bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een nieuwe WAO-uitkering. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die zijn aanvraag konden onderbouwen. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat er wel degelijk sprake was van toegenomen arbeidsongeschiktheid voor 10 februari 2009, en dat de rechtbank zijn argumenten onzorgvuldig had behandeld. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank ten onrechte de melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid als een herhaalde aanvraag heeft aangemerkt. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond, maar veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant. De Raad concludeert dat de medische beperkingen die golden ten tijde van de intrekking van de WAO-uitkering bepalend zijn voor de beoordeling van de aanvraag.