ECLI:NL:CRVB:2015:2986
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schending van de inlichtingenverplichting bij bijstandsverlening en de gevolgen daarvan
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die sinds 18 juli 2005 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), heeft in hoger beroep gesteld dat hij niet op de hoogte was van de verplichting om het vertrek van zijn zoon naar Indonesië te melden. De zoon van appellant is op 8 maart 2011 met zijn moeder naar Indonesië vertrokken, maar appellant heeft dit niet tijdig aan het college van burgemeester en wethouders van Den Haag gemeld. Het college heeft daarop de bijstandsverlening van appellant herzien en een terugvordering ingesteld van te veel ontvangen bijstand.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door het vertrek van zijn zoon niet te melden. De melding aan de leerplichtambtenaar werd niet als voldoende beschouwd, aangezien appellant zelf verantwoordelijk is voor het informeren van het college over relevante feiten die zijn recht op bijstand kunnen beïnvloeden. De Raad heeft ook geoordeeld dat de medische situatie van appellant geen dringende redenen opleverde om van terugvordering af te zien, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de terugvordering onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen zou hebben.
De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en de Raad heeft geoordeeld dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. Er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak is openbaar gedaan.