ECLI:NL:CRVB:2015:3038
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid Zorginstituut bij vergoeding medische kosten voor verblijf in het buitenland
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 4 september 2015, wordt de bevoegdheid van het Zorginstituut Nederland besproken met betrekking tot de vergoeding van medische kosten voor een appellant die in Italië woont. De appellant, geboren in 1935, ontvangt een Duitse Altersrente en een AOW-pensioen. Hij is per 1 januari 2006 aangemerkt als verdragsgerechtigde onder de Zorgverzekeringswet, wat hem recht geeft op medische zorg in zijn woonland, Nederland. De zaak draait om de vraag of de appellant vanaf 14 december 2010 nog steeds zijn woonplaats in Duitsland had of dat deze in Italië lag. Het Zorginstituut heeft in 2010 geconstateerd dat de appellant niet meer in Duitsland woonde en heeft hem verzocht zich in te schrijven bij het Italiaanse zorgorgaan. De appellant heeft echter betwist dat hij zijn woonplaats in Duitsland heeft verloren en heeft verzocht om vergoeding van medische kosten die hij in Italië heeft gemaakt.
De Raad oordeelt dat er voldoende aanknopingspunten zijn voor het standpunt van het Zorginstituut dat de appellant vanaf 14 december 2010 in Italië woonde. De Raad stelt vast dat de appellant in Italië een zelfstandige woning had en dat hij in Duitsland slechts een kamer bij zijn zoon bewoonde. De Raad concludeert dat het Zorginstituut onzorgvuldig heeft gehandeld door geen gebruik te maken van de bevoegdheid om de gemaakte kosten te vergoeden volgens de Nederlandse tarieven, ondanks dat de Italiaanse wetgeving slechts een klein deel van de kosten vergoedde. De Raad draagt het Zorginstituut op om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen of een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.