ECLI:NL:CRVB:2015:3075
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor huur op grond van geldige verblijfstitel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellanten, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. S. Karkache, hadden op 13 september 2012 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van achterstallige huur. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft deze aanvraag op 5 december 2012 afgewezen, omdat de appellanten niet beschikten over een geldige verblijfstitel. Deze afwijzing werd later door de rechtbank bevestigd, wat leidde tot het hoger beroep.
Tijdens de zitting op 23 juni 2015 zijn de appellanten niet verschenen, terwijl het college zich liet vertegenwoordigen door mr. F. Darwish. De Raad heeft vastgesteld dat de appellanten in de relevante periode, van 13 september 2012 tot en met 5 december 2012, geen vreemdeling waren in de zin van de Wet werk en bijstand (WWB). Hierdoor was artikel 16, tweede lid, van de WWB van toepassing, wat betekende dat er geen bijzondere bijstand kon worden toegekend, zelfs niet op basis van zeer dringende redenen.
De Raad heeft ook overwogen dat, hoewel er mogelijk een positieve verplichting bestaat om recht te doen aan artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM), deze niet kan worden toegepast binnen het kader van de WWB. De vraag of de appellanten als kwetsbare personen onder artikel 8 van het EVRM bijzondere bescherming genieten, is in deze zaak niet relevant. Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep verworpen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, zonder aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.