ECLI:NL:CRVB:2015:3081
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten
In deze zaak heeft appellante op 27 maart 2013 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) voor verhuis- en inrichtingskosten. Het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren heeft de aanvraag afgewezen, omdat de kosten van de vloerbedekking al waren voldaan en de kosten van de verhuizing en stoffering niet noodzakelijk werden geacht. De rechtbank Limburg heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de kosten van de vloerbedekking ten tijde van de aanvraag niet meer bestonden, aangezien deze al waren voldaan. De Raad oordeelt dat er geen recht op bijzondere bijstand bestaat voor kosten die reeds zijn voldaan. Wat betreft de verhuis- en stofferingskosten heeft appellante niet kunnen aantonen dat deze kosten noodzakelijk waren. De door haar aangevoerde redenen, zoals psychische klachten en sociale isolatie, zijn niet voldoende onderbouwd met bewijsstukken.
De Raad concludeert dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij genoodzaakt was om te verhuizen en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De kosten van de verhuizing en stoffering worden niet als noodzakelijke kosten aangemerkt, waardoor er geen recht op bijzondere bijstand bestaat. De uitspraak is gedaan door F. Hoogendijk, met C. Moustaïne als griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 september 2015.