ECLI:NL:CRVB:2015:3171
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) van appellant, die sinds 12 januari 2004 bijstand ontvangt. Naar aanleiding van een anonieme melding dat appellant betrokken zou zijn bij de verkoop van auto’s naar Marokko, heeft de sociale recherche van de gemeente ’s-Hertogenbosch een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant in de maanden juli 2008, oktober 2009, oktober 2010 en mei en november 2012 transacties heeft verricht met voertuigen die op zijn naam stonden, zonder dit te melden aan het college, waardoor hij zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden.
Het college heeft op 3 oktober 2013 besloten de bijstand van appellant in te trekken en een bedrag van € 8.768,22 terug te vorderen. Appellant heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Oost-Brabant heeft de uitspraak van het college bevestigd, waarna appellant in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 11 augustus 2015 is appellant niet verschenen, terwijl het college zich liet vertegenwoordigen door een advocaat.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 22 september 2015 geoordeeld dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad concludeert dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken, omdat niet kan worden vastgesteld of appellant recht had op bijstand in de maanden waarin de transacties hebben plaatsgevonden. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en wijst de verzoeken van appellant af.