ECLI:NL:CRVB:2015:3196
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van beëindiging persoonsgebonden budget (pgb)
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.O. Hovinga, had hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om herziening van de beëindiging van zijn persoonsgebonden budget (pgb) door het zorgkantoor, Stichting Zorgkantoor Menzis. Het zorgkantoor had eerder besloten om het pgb van appellant te beëindigen en een bedrag van € 27.708,40 aan verstrekte voorschotten terug te vorderen. Appellant had verzocht om herziening van deze besluiten, maar het zorgkantoor had dit verzoek afgewezen, stellende dat appellant geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden had aangevoerd zoals vereist onder artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep ging. Hij voerde aan dat hij wel degelijk nieuwe feiten en omstandigheden had aangevoerd, namelijk dat de stukken voor de verantwoording van het pgb bij de ontruiming van zijn woning verloren waren gegaan. De Raad overwoog dat de door appellant overgelegde stukken wel als nieuwe gegevens konden worden aangemerkt, maar niet als nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in de zin van de Awb. De Raad bevestigde dat het zorgkantoor het verzoek van appellant terecht had afgewezen, omdat de gegevens die appellant had kunnen aanleveren al eerder beschikbaar hadden moeten zijn.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.