ECLI:NL:CRVB:2015:3217
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- P.W. van Straalen
- J.L. Meijer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsmaatregel en disproportionaliteit van de sanctie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven ongegrond heeft verklaard. Appellante ontvangt sinds 7 februari 2006 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand. Het college heeft haar bijstandsuitkering in het verleden meerdere keren verlaagd vanwege onvoldoende medewerking aan re-integratie. De meest recente maatregel, die in deze procedure aan de orde is, betreft een verlaging van de bijstand met 40% over de maanden februari en maart 2012, omdat appellante niet heeft voldaan aan de gemaakte afspraken in haar re-integratietraject.
Appellante stelt dat de opgelegde maatregel onevenredig is, omdat zij en haar kinderen in februari 2012 onder de armoedegrens hebben geleefd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat de enkele stelling dat appellante en haar kinderen onder de armoedegrens hebben geleefd, onvoldoende is om de maatregel onrechtmatig te achten. De Raad stelt vast dat appellante niet heeft aangetoond welke specifieke gevolgen de maatregel voor haar en haar kinderen heeft gehad. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt.
De uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, met J.L. Meijer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 september 2015. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.