ECLI:NL:CRVB:2015:3244

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 september 2015
Publicatiedatum
25 september 2015
Zaaknummer
14/3746 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.W. Schuttel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 september 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellant, die sinds 14 juni 2006 wegens knie- en schouderklachten niet meer kan werken, heeft in het verleden al meerdere keren geprobeerd een WIA-uitkering te verkrijgen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft in eerdere besluiten vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt is, en heeft zijn verzoek om een WIA-uitkering afgewezen. Appellant heeft in hoger beroep opnieuw gesteld dat zijn klachten zijn toegenomen en dat er onvoldoende medisch onderzoek is gedaan. Hij verzocht om een onafhankelijk deskundige te laten onderzoeken of hij recht heeft op een uitkering.

De Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellant geen recht heeft op een WIA-uitkering. De Raad heeft de argumenten van appellant, waaronder de verzoeken om aanvullend onderzoek, niet overtuigend geacht. De beschikbare medische informatie, inclusief het rapport van de verzekeringsarts, is in de beoordeling betrokken. De Raad heeft vastgesteld dat er geen nieuwe medische informatie is ingediend die de eerdere conclusies van het Uwv zou kunnen ondermijnen. Daarom heeft de Raad de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

14/3746 WIA
Datum uitspraak: 4 september 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 mei 2014, 13/7094 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. K.M. van der Zouwen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juli 2015. Appellant en zijn gemachtigde zijn, met bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. M.W.L. Clemens.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is op 14 juni 2006 wegens knie- en schouderklachten uitgevallen voor zijn werkzaamheden als productiemedewerker en schoonmaker. Bij besluit van 29 april 2008 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellant geen recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is ontstaan, omdat hij met ingang van 11 juni 2008 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het bezwaar en beroep tegen dat besluit zijn ongegrond verklaard. Het door appellant ingestelde hoger beroep is door de Raad ongegrond verklaard in zijn uitspraak van 30 juli 2010 (ECLI:NL:CRVB:2010:BN3027).
1.2.
Appellant heeft zich bij het Uwv gemeld met toegenomen lichamelijke en psychische klachten met ingang van 1 oktober 2012. Bij besluit van 6 augustus 2013 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellant geen recht op een WIA-uitkering is ontstaan, omdat hij met ingang van 1 oktober 2012 niet toegenomen arbeidsongeschikt was. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij besluit van 30 oktober 2013 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep opnieuw gesteld dat sprake is van toegenomen klachten. Appellant is van mening dat onvoldoende medisch onderzoek is gedaan. Hij verzoekt om onderzoek door een onafhankelijk deskundige.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is in geschil of het Uwv terecht heeft vastgesteld dat voor appellant geen recht op uitkering op grond van de Wet WIA is ontstaan, omdat geen sprake is van toegenomen medische beperkingen.
4.2.
De rechtbank heeft met juistheid gewezen op de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, zoals weergegeven in het rapport van 28 oktober 2013
.De beschikbare medische informatie met betrekking tot de datum in geding (1 oktober 2012) is betrokken in de beoordeling. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat hetgeen appellant heeft aangevoerd, geen reden vormt om te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen van de verzekeringsartsen van het Uwv. Uit de informatie van zijn behandelende artsen in het dossier is niet af te leiden dat de Functionele Mogelijkhedenlijst van 5 augustus 2013 een onjuist beeld geeft van appellants beperkingen voor het verrichten van arbeid. Appellant heeft ook in hoger beroep geen medische informatie ingebracht die doet twijfelen aan de juistheid van dat standpunt van het Uwv. Voor het benoemen van een deskundige bestaat geen aanleiding.
5. Gelet op hetgeen is overwogen in 4.1 en 4.2 slaagt het hoger beroep niet, zodat ook het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De aangevallen uitspraak dient dan ook te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel, in tegenwoordigheid van L.H.J. van Haarlem als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 september 2015.
(getekend) J.W. Schuttel
(getekend) L.H.J. van Haarlem

UM