ECLI:NL:CRVB:2015:3250
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft appellant op 27 juni 2013 bijstand aangevraagd op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag op 29 juli 2013 buiten behandeling gesteld, omdat appellant niet had gereageerd op een verzoek om aanvullende gegevens. Het bezwaar van appellant tegen deze beslissing werd op 25 september 2013 ongegrond verklaard, maar appellant heeft hiertegen geen beroep ingesteld. Op 5 augustus 2013 heeft appellant opnieuw bijstand aangevraagd, maar deze aanvraag werd op 12 september 2013 afgewezen. Het college stelde dat appellant onvoldoende inlichtingen had verstrekt, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen de afwijzing ongegrond. Appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat de besteding van een bedrag van € 11.000,- in geding was. Hij stelde dat hij dit bedrag had besteed aan de inrichting van zijn woning, alimentatie voor zijn ex-vrouw en de aflossing van een schuld. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant niet had voldaan aan zijn inlichtingenverplichting. De Raad benadrukte dat een aanvrager van bijstand de feiten en omstandigheden moet aannemelijk maken die tot inwilliging van de aanvraag nopen. Aangezien appellant geen bewijs had geleverd voor de besteding van het bedrag, kon het recht op bijstand niet worden vastgesteld.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 22 september 2015.