ECLI:NL:CRVB:2015:3332
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand wegens onduidelijke woonsituatie
In deze zaak heeft appellant op 5 augustus 2013 een aanvraag ingediend voor algemene bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Hij stelde te wonen op een specifiek uitkeringsadres met zijn broers. Echter, het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft de aanvraag afgewezen, omdat appellant niet aan zijn inlichtingenverplichting had voldaan. Het college kon niet vaststellen of appellant daadwerkelijk op het opgegeven adres woonde, wat essentieel is voor het recht op bijstand.
De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat hij wel degelijk op het uitkeringsadres woonde. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de bewijslast voor bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt. De Raad oordeelde dat de aangetroffen woonsituatie tijdens een huisbezoek op 4 september 2013 onvoldoende bewijs bood voor de claim van appellant dat hij op het uitkeringsadres woonde.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd opgemerkt dat de omstandigheden tijdens het huisbezoek niet overeenkwamen met de verklaringen van appellant. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 29 september 2015.