ECLI:NL:CRVB:2015:3332

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 september 2015
Publicatiedatum
1 oktober 2015
Zaaknummer
14/3867 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstand wegens onduidelijke woonsituatie

In deze zaak heeft appellant op 5 augustus 2013 een aanvraag ingediend voor algemene bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Hij stelde te wonen op een specifiek uitkeringsadres met zijn broers. Echter, het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft de aanvraag afgewezen, omdat appellant niet aan zijn inlichtingenverplichting had voldaan. Het college kon niet vaststellen of appellant daadwerkelijk op het opgegeven adres woonde, wat essentieel is voor het recht op bijstand.

De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat hij wel degelijk op het uitkeringsadres woonde. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de bewijslast voor bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt. De Raad oordeelde dat de aangetroffen woonsituatie tijdens een huisbezoek op 4 september 2013 onvoldoende bewijs bood voor de claim van appellant dat hij op het uitkeringsadres woonde.

De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd opgemerkt dat de omstandigheden tijdens het huisbezoek niet overeenkwamen met de verklaringen van appellant. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 29 september 2015.

Uitspraak

14/3867 WWB
Datum uitspraak: 29 september 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 6 juni 2014, 14/1392 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.H. Westendorp, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 18 augustus 2015. Partijen zijn, zoals bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft op 5 augustus 2013 het college een aanvraag gedaan om algemene bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande. Hij heeft daarbij vermeld op het [uitkeringsadres], [woonplaats] (uitkeringsadres) te wonen met de broers [X. en Y.]. Appellant staat vanaf 30 juli 2013 bij de Gemeentelijke basis administratie, thans Basisregistratie personen, ingeschreven op het uitkeringsadres. Appellant heeft bij de aanvraag ook een huurovereenkomst overgelegd.
1.2.
Bij besluit van 10 september 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 20 januari 2014 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag van appellant afgewezen. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat appellant zijn inlichtingenverplichting niet is nagekomen. Hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij woont op het uitkeringsadres waardoor het college het recht op bijstand niet kan vaststellen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant voert aan dat hij wel woonde op het uitkeringsadres.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De hier te beoordelen periode betreft de periode van 5 augustus 2013 tot en met
10 september 2013.
4.2.
Het gaat hier om een besluit tot afwijzing van een aanvraag om bijstand. De bewijslast van bijstandbehoevendheid rust bij een aanvraag in beginsel op de aanvrager zelf. De aanvrager is onder meer verplicht juiste en volledige informatie te verstrekken over zijn woon- en leefsituatie omdat deze gegevens van essentieel belang zijn voor de vaststelling van het recht op bijstand. Vervolgens is het aan het bijstandverlenend orgaan om deze inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren. Indien de betrokkene niet aan de wettelijke inlichtingenverplichting voldoet is dit een grond voor weigering indien als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
4.3.
De rechtbank heeft, anders dan appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, terecht overwogen dat de tijdens het huisbezoek op 4 september 2013 aangetroffen woonsituatie op het uitkeringsadres volstrekt onvoldoende is voor het oordeel dat appellant daarmee aannemelijk heeft gemaakt dat hij woonachtig was op het uitkeringsadres. De rechtbank heeft daarbij terecht betekenis toegekend aan de aangetroffen woonsituatie die op essentiële punten niet in overeenstemming was met de aan het huisbezoek voorafgaande verklaring van appellant over zijn woonsituatie. Verder werden er tijdens het huisbezoek heel weinig kleding en verzorgingsproducten aangetroffen, was er geen gasaansluiting en was de koelkast leeg. De poststukken, voor zover aanwezig, waren geadresseerd aan het voormalig woonadres van appellant. Gelet op al deze bevindingen kan appellant dan ook niet worden gevolgd in zijn standpunt dat de enkele omstandigheid dat hij niet kon aangeven wat er zich in de keukenkastjes bevond en dat de koelkast leeg was, de conclusie niet kan dragen dat hij niet woonde op het uitkeringsadres.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte, in tegenwoordigheid van O.P.L. Hovens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 september 2015.
(getekend) O.L.H.W.I. Korte
De griffier is buiten staat te ondertekenen

HD