ECLI:NL:CRVB:2015:3378
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlaging van toeslag op bijstandsuitkering in verband met het kunnen delen van woonvoorzieningen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, die op 7 januari 2015 het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heerlen ongegrond verklaarde. Appellant ontvangt sinds 23 februari 2006 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en had recht op een toeslag van 20% als alleenstaande. Echter, het college heeft op 22 januari 2014 besloten om de toeslag per 1 maart 2014 te verlagen naar 10%, omdat appellant als kamerbewoner de badkamer en toilet kan delen met anderen. Dit besluit is gebaseerd op artikel 3, vierde lid, van de Toeslagenverordening WWB 2014 van de gemeente Heerlen.
Appellant is in hoger beroep gegaan en betwist de consistentie en rechtmatigheid van het beleid van het college. Hij stelt dat de verlaging van de toeslag onevenredig is en dat hij langdurig nadelige gevolgen ondervindt van deze beslissing. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De Raad concludeert dat appellant inderdaad gebruikmaakt van gedeelde voorzieningen en dat het college de verordening terecht heeft toegepast. De beroepsgrond van appellant dat het besluit in strijd is met het verbod van willekeur, wordt verworpen, omdat het college de beleidsregel consistent heeft toegepast.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat het college van de beleidsregel had moeten afwijken. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep is openbaar uitgesproken op 6 oktober 2015, waarbij de proceskosten niet worden vergoed.