ECLI:NL:CRVB:2015:3401
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens verblijf in het buitenland en pinopnames
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant ontving bijstand van 30 januari 2012 tot en met 23 augustus 2012. Op 13 mei 2013 vroeg hij opnieuw bijstand aan, waarop de gemeente Amsterdam om bankafschriften vroeg. Uit deze afschriften bleek dat appellant in de periode van 4 mei 2012 tot en met 28 juni 2012 pinopnames had gedaan in Marokko met zijn bankpas.
Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft op 11 juni 2013 besloten de bijstand van appellant over de periode van 1 juni 2012 tot en met 28 juni 2012 in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand van € 721,20 terug te vorderen. Dit besluit werd na bezwaar gehandhaafd op 20 augustus 2013. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat zijn neef gebruik heeft gemaakt van zijn bankpas in Marokko, maar de Raad oordeelt dat appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd om deze stelling te onderbouwen. De Raad concludeert dat de pinopnames in het buitenland rechtvaardigen dat wordt aangenomen dat appellant zelf deze opnames heeft gedaan.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.