ECLI:NL:CRVB:2015:3401

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 oktober 2015
Publicatiedatum
6 oktober 2015
Zaaknummer
14/1586 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens verblijf in het buitenland en pinopnames

In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant ontving bijstand van 30 januari 2012 tot en met 23 augustus 2012. Op 13 mei 2013 vroeg hij opnieuw bijstand aan, waarop de gemeente Amsterdam om bankafschriften vroeg. Uit deze afschriften bleek dat appellant in de periode van 4 mei 2012 tot en met 28 juni 2012 pinopnames had gedaan in Marokko met zijn bankpas.

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft op 11 juni 2013 besloten de bijstand van appellant over de periode van 1 juni 2012 tot en met 28 juni 2012 in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand van € 721,20 terug te vorderen. Dit besluit werd na bezwaar gehandhaafd op 20 augustus 2013. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond.

In hoger beroep heeft appellant betoogd dat zijn neef gebruik heeft gemaakt van zijn bankpas in Marokko, maar de Raad oordeelt dat appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd om deze stelling te onderbouwen. De Raad concludeert dat de pinopnames in het buitenland rechtvaardigen dat wordt aangenomen dat appellant zelf deze opnames heeft gedaan.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

14/1586 WWB
Datum uitspraak: 6 oktober 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
10 februari 2014, 13/5579 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.A. van Heijningen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2015. Namens appellant is verschenen mr. Van Heijningen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door A.A. Brouwer.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft van 30 januari 2012 tot en met 23 augustus 2012 bijstand ontvangen op grond van de Wet werk en bijstand (WWB).
1.2.
Op 13 mei 2013 heeft appellant opnieuw bijstand aangevraagd. In het kader daarvan heeft de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam appellant verzocht om bankafschriften over te leggen. Uit de door appellant overgelegde bankafschriften is naar voren gekomen dat in de periode van 4 mei 2012 tot en met 28 juni 2012 in Marokko pinopnames zijn gedaan met de bankpas van appellant.
1.3.
Bij besluit van 11 juni 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 20 augustus 2013 (bestreden besluit), heeft het college de bijstand van appellant over de periode van 1 juni 2012 tot en met 28 juni 2012 herzien (lees: ingetrokken) en de over deze periode gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 721,20 van appellant teruggevorderd. Aan de besluitvorming heeft het college ten grondslag gelegd dat appellant van 1 juni 2012 tot en met 28 juni 2012 langer dan 4 weken in het buitenland heeft verbleven.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het feit dat over een periode van bijna twee maanden in het buitenland pinopnames met de bankpas van appellant hebben plaatsgevonden, rechtvaardigt de vooronderstelling dat die opnames zijn gedaan door appellant. Het is aan appellant om aannemelijk te maken dat het tegendeel het geval is.
4.2.
Appellant is daarin niet geslaagd. Appellant heeft zijn stelling dat zijn neef in mei en juni 2012 gebruik heeft maakt van zijn bankpas in Marokko in verband met een schuld van appellant aan die neef, niet met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd. De achteraf opgestelde verklaringen van de neef zijn daartoe onvoldoende. Bovendien zijn deze verklaringen niet eenduidig. Zo verklaart de neef enerzijds dat appellant een schuld van € 3.800,- bij hem heeft en anderzijds dat hij een schuld heeft bij appellant.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal daarom worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van
C.M.A.V. van Kleef als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
6 oktober 2015.
(getekend) P.W. Straalen
(getekend) C.M.A.V. van Kleef

HD