ECLI:NL:CRVB:2015:3412
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van onzorgvuldig onderzoek naar woonadres
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 29 juni 2010 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de bijstand ingetrokken, omdat zij van mening was dat appellant niet woonachtig was op het opgegeven adres. Dit besluit was gebaseerd op een melding van een wijkagent en een onderzoek door een sociaal rechercheur, waarbij onder andere het water- en elektriciteitsverbruik werd onderzocht. Appellant heeft echter betoogd dat hij wel degelijk op het opgegeven adres woonde en dat hij daar beschikte over de nodige nutsvoorzieningen.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het college niet voldoende bewijs heeft geleverd om de intrekking van de bijstand te rechtvaardigen. De Raad heeft vastgesteld dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de feitelijke situatie en dat de verklaringen van buren en de huismeester niet voldoende betrouwbaar zijn om de conclusie te ondersteunen dat appellant niet op het uitkeringsadres woonde. De Raad heeft het hoger beroep van appellant gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak vernietigd en het besluit van het college vernietigd. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van appellant.
De uitspraak is gedaan op 6 oktober 2015 door de enkelvoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de Raad heeft geoordeeld dat het college niet aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan en dat de intrekking van de bijstand niet gerechtvaardigd was.