ECLI:NL:CRVB:2015:3524

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 oktober 2015
Publicatiedatum
13 oktober 2015
Zaaknummer
13-2623 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.J. van der Vos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van arbeidskundige grondslag in WIA-zaak na tussenuitspraak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel van 5 april 2013. De zaak betreft een geschil over de arbeidsongeschiktheid van de appellant, die een WIA-uitkering ontvangt. De Raad had eerder op 2 maart 2015 een tussenuitspraak gedaan (ECLI:NL:CRVB:2015:603), waarin werd vastgesteld dat de medische grondslag van het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) voldoende deugdelijk was gemotiveerd. Echter, de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit, met name de geschiktheid van de geselecteerde voorbeeldfuncties, was niet goed onderbouwd. Het Uwv kreeg de opdracht om dit gebrek te herstellen.

Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het Uwv op 18 maart 2015 een rapport van een arbeidsdeskundige ingezonden. In dit rapport werd geconcludeerd dat de functie van medewerker rozenkwekerij ongeschikt was voor de appellant, omdat de belastbaarheid op beoordelingspunt torderen ontoelaatbaar werd overschreden. Voor de overige geselecteerde functies werd echter toegelicht waarom deze in medisch opzicht geschikt waren voor de appellant. De arbeidsdeskundige concludeerde dat het vervallen van de functie medewerker rozenkwekerij niet leidde tot een wijziging van de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%.

De Raad oordeelde dat de nadere motivering van de arbeidsdeskundige deugdelijk was en dat het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek in de arbeidskundige grondslag was hersteld. Dit leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak moest worden bevestigd. De Raad heeft het Uwv bovendien veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die in totaal € 1.960,- bedroegen, en heeft bepaald dat het Uwv het betaalde griffierecht van € 160,- aan de appellant moest vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van griffier W. de Braal.

Uitspraak

13/2623 WIA
Datum uitspraak: 12 oktober 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Einduitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
5 april 2013, 12/1189 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft op 2 maart 2015 een tussenuitspraak gedaan, ECLI:NL:CRVB:2015:603.
Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het Uwv bij brief van 18 maart 2015 een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ingezonden.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb, is afgezien van een nader onderzoek ter zitting, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1. In de tussenuitspraak is geoordeeld dat de medische grondslag van het besluit van 25 april 2012 (bestreden besluit) voldoende deugdelijk is gemotiveerd, maar dat de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit, meer in het bijzonder de geschiktheid van de voor appellant geselecteerde voorbeeldfuncties, niet berust op een deugdelijke motivering. Het Uwv is opdracht gegeven dit gebrek te herstellen.
2. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het Uwv een rapport van
16 maart 2015 van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ingezonden. In dit rapport heeft de arbeidsdeskundige geconcludeerd dat de functie van medewerker rozenkwekerij
(SBC-code 111010) bij nader inzien ongeschikt is voor appellant. In deze functie wordt de belastbaarheid van appellant op beoordelingspunt torderen ontoelaatbaar overschreden. Wat betreft de overige voor appellant geselecteerde functies heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep per functie nader toegelicht waarom deze functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant. Vervolgens heeft hij geconcludeerd dat het vervallen van de functie medewerker rozenkwekerij niet leidt tot een wijziging van de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
De door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gegeven nadere motivering in het rapport van 16 maart 2015 is, gelet op de opdracht in de tussenuitspraak, deugdelijk. Uitgaande van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 13 oktober 2011 en de door de arbeidskundige bezwaar en beroep gegeven nadere toelichting, zijn de aan de schatting ten grondslag liggende functies in verzekeringsgeneeskundig opzicht geschikt voor appellant.
3.2.
Uit 3.1 volgt dat met de nadere motivering het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek in de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit is hersteld. Dit leidt er toe dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4. Er is aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op€ 980,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en op € 980,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 1.960,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van
in totaal € 160,- vergoedt;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant in beroep en hoger beroep tot een bedrag van
€ 1.960,-
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van W. de Braal als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2015.
(getekend) D.J. van der Vos
(getekend) W. de Braal

AP