ECLI:NL:CRVB:2015:3526
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid op basis van medische rapportages
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die in verband met haar werk als kassamedewerkster ziek was geworden, had een Ziektewet-uitkering ontvangen. Het Uwv had haar echter geschikt geacht voor arbeid en de uitkering beëindigd. Appellante was het niet eens met deze beslissing en had hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 26 augustus 2015 werd appellante bijgestaan door haar advocaat, mr. R.W. de Gruijl, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. W.M.J. Evers.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de verzekeringsartsen de medische toestand van appellante correct hadden ingeschat. De rapportages van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep gaven aan dat er geen reden was om arbeidsongeschiktheid aan te nemen, ondanks de psychische klachten van appellante. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het onderzoek van de verzekeringsarts volledig en zorgvuldig was en dat de psychische klachten geen reden voor arbeidsongeschiktheid vormden. Appellante voerde aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende rekening had gehouden met haar depressieve stoornis, maar de Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.
De Raad concludeerde dat er geen nieuwe gegevens waren die de eerdere conclusies van de verzekeringsartsen konden ondermijnen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 oktober 2015.