ECLI:NL:CRVB:2015:3547
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herhaalde aanvraag Wajong-uitkering en nieuw gebleken feiten
In deze zaak gaat het om een herhaalde aanvraag voor een Wajong-uitkering door appellante, geboren in 1988, die eerder geen recht op deze uitkering had gekregen omdat zij minder dan 25% arbeidsongeschikt was. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De rechtbank oordeelde dat de door appellante overgelegde gegevens niet als nieuwe feiten of veranderde omstandigheden konden worden aangemerkt volgens artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Appellante had in hoger beroep aangevoerd dat er nieuwe informatie was, waaronder een diagnose van psychotherapeut H. Jamin en een psychologisch onderzoek dat na de eerdere afwijzing was uitgevoerd. De Raad oordeelt dat de aanvraag van appellante van 21 juni 2012 enkel gericht was op het terugkomen van het eerdere besluit van 30 maart 2010, en niet op een melding van toegenomen beperkingen. De Raad bevestigt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de nieuwe informatie niet als nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden kan worden beschouwd.
De Raad benadrukt dat de aanvrager gehouden is om nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden. Indien dit niet gebeurt, kan de aanvraag worden afgewezen met verwijzing naar het eerdere besluit. De Raad concludeert dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld dat de door appellante aangevoerde feiten niet nieuw zijn en dat de eerdere afwijzing van de Wajong-aanvraag standhoudt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.