ECLI:NL:CRVB:2015:3548

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 oktober 2015
Publicatiedatum
14 oktober 2015
Zaaknummer
14/2170 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake toekenning IVA-uitkering op basis van medische expertise

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hem geen recht op een WIA-uitkering toekende. De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 oktober 2015 uitspraak gedaan. Appellant had een expertise laten verrichten door cardioloog prof. dr. N.M. van Hemel, wat leidde tot een herbeoordeling van zijn situatie. Tijdens de zitting op 7 september 2015 heeft het Uwv aangegeven dat appellant met ingang van 17 april 2013 recht op een IVA-uitkering had, wat een wijziging was ten opzichte van eerdere besluiten.

De Raad heeft overwogen dat, op basis van de expertise en de bevindingen van de behandelend cardioloog A. van der Sluis, het Uwv appellant tegemoet is gekomen. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten die appellant heeft gemaakt, waaronder de kosten van de expertise. De totale proceskosten zijn vastgesteld op € 5.804,98, die door het Uwv aan appellant moeten worden betaald.

De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, die bepalen dat het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoetkomt. De uitspraak benadrukt het belang van medische expertise in het proces van toekenning van uitkeringen en de rol van de rechter in het waarborgen van de rechten van appellanten in het bestuursrecht.

Uitspraak

Datum uitspraak: 14 oktober 2015
14/2170 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 11 maart 2014, 13/3934 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant is hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 september 2015. Appellant is verschenen met bijstand van mr. Y. Reichardt, werkzaam bij SRK Rechtsbijstandverzekering. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. H. ten Brinke.
Naar aanleiding van hetgeen ter zitting is besproken heeft het Uwv meegedeeld dat voor appellant per de in deze zaak in geding zijnde datum, 17 april 2013, recht op een
IVA-uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen arbeidsvermogen (Wet WIA) is ontstaan.
Appellant heeft vervolgens ter zitting het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten, waaronder de kosten van de door appellant geïnitieerde expertise van cardioloog prof. dr. N.M. van Hemel.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij besluit van 8 maart 2013 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellant met ingang van 17 april 2013 geen recht op een WIA-uitkering is ontstaan, omdat de mate van appellants arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij besluit van 28 mei 2013 (bestreden besluit), onder verwijzing naar het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 17 mei 2013, ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant een expertise laten verrichten door cardioloog Van Hemel.
Bij besluit van 8 april 2015 heeft het Uwv naar aanleiding van een melding door appellant van toegenomen klachten vastgesteld dat voor appellant met ingang van 1 januari 2014 recht op een IVA-uitkering is ontstaan.
Vastgesteld wordt dat het Uwv tijdens de zitting heeft meegedeeld dat, met name gelet op de bevindingen van de door appellant ingeschakelde cardioloog Van Hemel en het door de behandelend cardioloog A. van der Sluis ingenomen standpunt, voor appellant met ingang van 17 april 2013 recht op een IVA-uitkering is ontstaan.
Aldus wordt door het Uwv aan appellant tegemoetgekomen. Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, waaronder de kosten van de door appellant ingeschakelde cardioloog Van Hemel. De proceskosten worden ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 1.074,66,- in beroep (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor de zitting, € 89,54 voor de door cardioloog Van der Sluis in beroep verstrekte informatie en
€ 5,12 reiskosten) en € 4.730,32 in hoger beroep (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor de zitting, € 3.630,- voor de door cardioloog Van Hemel verrichte expertise, € 89,54 voor de door cardioloog Van der Sluis in hoger beroep verstrekte informatie en € 30,78 reiskosten).

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een totaalbedrag van € 5.804,98, te betalen door het Uwv aan appellant.
Deze uitspraak is gedaan door C.P.J. Goorden, in tegenwoordigheid van M.S.E.S. Umans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2015.
(getekend) C.P.J. Goorden
(getekend) M.S.E.S. Umans

UM