ECLI:NL:CRVB:2015:3549
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. Appellante, die een herziening van haar WAO-uitkering aanvecht, stelt dat haar psychische klachten niet zijn verbeterd ten opzichte van een eerdere beoordeling in 2006. De Raad heeft vastgesteld dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) de uitkering van appellante op 15 februari 2013 heeft herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit werd ongegrond verklaard door het Uwv op 6 juni 2013.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar psychische klachten, ondersteund door een CIZ-indicatie en brieven van haar psycholoog, niet adequaat zijn beoordeeld. De Raad heeft echter geoordeeld dat de beperkingen van appellante goed zijn weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 29 november 2012. De Raad heeft de rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige als zorgvuldig en concludent beoordeeld, en heeft vastgesteld dat de geselecteerde functies medisch passend zijn voor appellante.
De Raad heeft geconcludeerd dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen of dat de gegeven beoordeling onjuist is. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de psychische situatie van appellante niet is verslechterd ten opzichte van 2006 en dat de CIZ-indicatie geen aanleiding geeft voor meer beperkingen dan in de FML zijn opgenomen. De Raad heeft het hoger beroep van appellante afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.