ECLI:NL:CRVB:2015:3575
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van besluit Uwv inzake IVA-uitkering en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betreffende de toekenning van een IVA-uitkering aan appellant. Het Uwv had vastgesteld dat appellant geen recht had op een IVA-uitkering met ingang van 14 juni 2011. De Raad oordeelde dat het besluit van het Uwv niet voldoende gemotiveerd was en dat de aanvullende motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 7 april 2015 wel degelijk draagkrachtig was. De Raad vernietigde het bestreden besluit en de aangevallen uitspraak, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Dit betekent dat de Raad de eerdere beslissing van het Uwv bevestigde, maar de motivering ervan als onvoldoende beschouwde.
De Raad heeft in zijn overwegingen de behandelmogelijkheden voor de psychische aandoening van appellant besproken, waarbij de verzekeringsarts verwees naar de 'Multidisciplinaire richtlijn persoonlijkheidsstoornissen GGZ'. De Raad concludeerde dat er geen contra-indicaties voor behandeling zijn en dat de behandelingen effect kunnen hebben op de onderliggende problematiek van appellant. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts op consistente wijze had gemotiveerd dat er een meer dan geringe kans op herstel was, ondanks het feit dat appellant geen behandeling had ondergaan.
Daarnaast heeft de Raad het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 1.225,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van besluiten door het Uwv en de noodzaak om de mogelijkheden voor behandeling van psychische aandoeningen serieus te nemen.